De hielprik en de gehoorscreening worden tussen de 4e en 7e dag na de bevalling uitgevoerd. De toestemming van de ouders is hiervoor nodig. Bij de hielprik wordt een klein krasje in de hiel van de baby gemaakt waaruit bloed komt. De druppeltjes bloed worden opgevangen en later onderzocht. De uitslag volgt na uiterlijk drie weken. De hielprik wordt uitgevoerd door de wijkverpleegkundige. Je kraamverzorster regelt dit bezoek in de kraamweek.
Waarom wordt de hielprik uitgevoerd?
Het bloed wordt op ernstige ziektes onderzocht, waaronder een aandoening van de schildklier, bijnier, bloedziekte, taaislijmziekte (Cystic Fibrosis) en een aantal stofwisselingsziekten. De ziekten zijn niet te genezen. Toch is vroege opsporing van belang omdat met medicatie of
een dieet bepaalde ziekten behandelbaar zijn. Bij vroegtijdige behandeling kan schade bij het kind beperkt
worden.
De meeste ziekten zijn erfelijk, de ouders weten dan door de hielprik dat ze drager zijn van de
ziekte. Bij 36 weken krijg je van de verloskundige een folder
mee over de hielprik. Dit gebeurt tijdens de zwangerschap omdat je de eerste dagen na de geboorte meestal weinig
tijd hebt om deze informatie op te nemen.
Neonatale gehoorscreening
Kort na de geboorte ondergaat iedere baby in Nederland de
gehoorscreening. Deze screening test of het gehoor voldoende is voor een normale taal- en spraakontwikkeling. Het
doel is om kinderen met een gemiddeld gehoorverlies van 40 decibel of meer, aan één of beide oren, op
te sporen. Een gunstige uitslag bij de gehoorscreening betekent dat er voldoende gehoor is om een normale spraak- en
taalontwikkeling mogelijk te maken. Lichte gehoorverliezen worden dus niet opgespoord. De gehoortest wordt
uitgevoerd door de Jeugdgezondheidszorg.